De Olympische Spelen zijn een internationale sportmanifestatie, waarvan twee versies elk om de vier jaar worden gehouden: de Zomerspelen en de Winterspelen. De filosofie achter ‘de Spelen’ wordt uitgedragen door de ‘Olympische Beweging’.
Geschiedenis
De originele Olympische Spelen werden gehouden in de oude Griekse stad Olympia. Deze stad was sinds de 10e eeuw v.Chr. een religieuze en politieke ontmoetingsplaats.
Rond het eind van het 2e en het begin van 1e millennium v. Chr. kwamen de Eliërs uit het noorden naar het Griekse schiereiland dat wij tegenwoordig de Peloponnesos noemen. Zij vestigden zich in de omgeving van Olympia, dat toen onder de heerschappij stond van de Pisaten. Rond de 6e eeuw v. Chr. braken tussen hen de eerste twisten uit. Die leidden tot oorlog.
Waarschijnlijk wijdden de nieuwe immigranten de plaats aan de oppergod Zeus en noemden hem Olympia, ter herinnering aan de berg Olympos in Thessalië. De eerste Spelen werden echter gehouden ter ere van Pelops, na zijn overwinning in de wedrennen op Oinomaos, de koning van Pisatis. Pelops was ook de naamgever van de Peloponnesos. De volgende Spelen werden ter ere van Zeus gehouden. Sinds 776 v.Chr. werden de namen van de overwinnaars opgetekend; dit jaartal gold als het begin der Olympiaden en was ook de basis van de Griekse tijdrekening.
Hoewel de Spelen oorspronkelijk gehouden werden op de velden voor de tempel, werd er met de groei van de Spelen steeds meer gebouwd ten behoeve van de Spelen. Uiteindelijk bevond zich in Olympia een stadion dat plaats bood aan 40.000 toeschouwers. De Olympische Spelen die hier elke vier jaar gehouden werden, waren een van de vier Panhelleense Spelen (openbare feesten voor alle Grieken van de poleis die dan ook de goden vereerden). Doel van die Olympische Spelen was om jonge mannen hun fysieke kwaliteiten te laten tonen en om de relatie tussen de verschillende Griekse steden te bevorderen. Alleen Griekse mannen mochten meedoen aan de Spelen, geen vrouwen.
Langzaamaan kregen de Romeinen het voor het zeggen in Griekenland en werden de Spelen minder belangrijk gevonden. Toen het christendom de officiële religie werd van de Romeinen werden de Spelen gezien als een heidens feest. De Romeinse keizer Theodosius I verbood de Spelen uiteindelijk in 393.
Tempels en gebouwen
Olympia, aan de voet van de beboste Kronosheuvel en begrensd door de rivieren Alfeios en Kladeios, was een heiligdom, het oudste en belangrijkste uit de oudheid. In de zevende eeuw voor onze jaartelling vond men in Olympia nog de graven van Pelops en Hippodameia. Er stond ook nog een zuil die was overgebleven van het paleis van Oinomaos, dat althans volgens de mythologie door een bliksemschicht van de oppergod Zeus was vernield. Gaandeweg rezen één na één monumentale gebouwen uit de grond en het heiligdom werd daarmee steeds belangrijker. Binnen de omheining van dat heiligdom was de Heratempel de mooiste en die van Zeus de belangrijkste. Buiten de muren lagen de verblijven van de priesters, van de gasten, de baden en de worstelschool. Aan het westelijke uiteinde kan het oudste stadion hebben gelegen, maar er is geen spoor van teruggevonden. In de eerste helft van de 5de eeuw voor onze tijdrekening werd een tweede stadion aangelegd, maar het verdween toen men besloot de Zeustempel op te richten.
Het jongste stadion is 212,54 m lang en 28,5 m breed. Het had de vorm van de letter U. Het bood plaats aan 45.000 toeschouwers die voor het merendeel op de grond plaats namen. Zitplaatsen waren voorbehouden aan enkele vooraanstaanden: de hellanodikai of scheidsrechters en aan de priesteres van Demeter. Rondom het stadion waren fonteinen voor de bezoekers.
Moderne tijd
Vijftien eeuwen na de opheffing van de klassieke Spelen, in 1896, werden de huidige Olympische Spelen ingevoerd door Baron Pierre de Coubertin. De Coubertin was voor de bevordering van een harmonieuze lichamelijke en geestelijke opvoeding van de jeugd en de versterking van de vriendschapsbanden tussen de volkeren, overtuigd als hij was dat de sportieve krachtmeting edelmoedigheid en ridderlijkheid bij de atleet zou aankweken, alsmede respect voor de prestatie van de tegenstander.
Olympische Beweging
De Olympische Beweging bestaat uit het Internationaal Olympisch Comité, de Internationale sportfederaties (I.S.F.), de Nationale Olympische Comités (N.O.C.), de Organisatie Comités voor de Olympische Spelen (O.C.O.G.), de nationale sportassociaties en uiteindelijk de sporters. De Olympische beweging tracht de levensfilosofie van het Olympisme uit te dragen.
Organisatie
Het Internationaal Olympisch Comité (IOC) heeft sinds 16 juli 2001 de Belg Jacques Rogge als voorzitter.
Olympisch Symbool
Olympische ringenDe Olympische Beweging gebruikt verscheidene symbolen, waarvan de meeste de ideeën en idealen van Pierre de Coubertin weergeven. Het bekendst is waarschijnlijk de Olympische vlag met vijf geschakelde ringen van verschillende kleur op een witte achtergrond. De zes kleuren wit, rood, blauw, groen, geel en zwart werden gekozen omdat de vlag van elk land in de wereld minstens één van deze kleuren bevat. De vijf ringen staan voor de vijf werelddelen en bovendien representeren ze de eenheid van de continenten bij de sportieve bijeenkomst. De vlag werd als symbool aangenomen in 1914, maar werd pas bij de zomerspelen van 1920 in Antwerpen voor het eerst gevoerd.
De officiële slogan van de olympische beweging is citius, altius, fortius (Latijn voor “sneller, hoger, sterker”). De idealen van Pierre de Coubertin worden het best weerspiegeld in het olympische credo: “het belangrijkst bij de Olympische Spelen is niet de overwinning, maar de deelname, zoals ook in het leven niet de overwinning, maar het streven naar een doel het belangrijkst is. Het belangrijkst is niet, om veroverd te hebben, maar om goed gevochten te hebben.”
De olympische toorts wordt aangestoken in de historische stad Olympia en in estafette naar een bestemming gebracht.